Plezier heeft de vorm

Herzberg, Judith, 1934

Plezier heeft de vorm
van jouw lichaam gekregen.

Ik vind je hoe langer
hoe langer hoe liever,
je bent al zo lang
als een dadelpalm
waar ik wel in wil klimmen.

Ik ben van mijn lief,
en als hij verlangt
verlangt hij vanzelf
naar mij.

Overgenomen uit: Arie Boomsma, Waarom ben je niet bij mij, Amsterdam: Prometheus 2013.

Jij

Jonge, Freek de, 1944

Omdat jij wist dat ik het was
En niet je laatste minnaar
De knapste van de klas
Omdat je blozend voor me stond
Naïef en van de kook
Omdat jij smoorverliefd was
Daarom was ik het ook

Omdat jij bij me blijven wou
Ondanks mijn bot gedrag
Die vrijgezellendrift
Gepikt hebt elke dag
Omdat je maling aan de mensen had
Aan geroddel en gestook
Omdat jij zo graag trouwen wou
Daarom wou ik het ook

Omdat jij door bleef vechten
Op het randje van de dood
Het wrede tedere leven
In je armen sloot
Omdat je onomwonden
Het huwelijksbed indook
Omdat jij zo graag kinderen wou
Daarom kreeg ik ze ook

Omdat jij leven kunt
Met mij zoals ik ben
Omdat jij altijd anders bent
Dan ik denk dat ik jou ken
Omdat jij jouw heilig vuur
Niet verstikken laat in rook
Omdat jij weet wat liefde is
Daarom weet ik het ook.

Onder de appelboom

Kopland, Rutger, 1934-2012

Ik kwam thuis, het was
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom

ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten
was, de nacht kwam uit de aarde
een blauwer worden licht hing
in de appelboom

toen werd het langzaam weer te mooi
om waar te zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
en het gras en verweg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom

en later hoorde ik de vleugels
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was

gelukkig kwam er iemand naast mij
zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd.

Dit is het bitterste op aarde

Landheer, Jo, 1900-1986

Dit is het bitterste op aarde: 't leed,
Dat we onze doden deden bij hun leven.
In slapeloze nachten keert het weer
En dof aansuizend op de nachtwind beven
Krenkende woorden, achteloos gezegd,
En tedere, die ongesproken bleven.

Teder afscheid

Langendijk, Pieter, 1683-1756

Hoe kan myn waarde helft, myn lief, dus van my scheiên!
Riep Filles, Mikons vrouw, met jammerlyk misbaar,
En sloeg haar handen in haar schoon en goudgeel hair;
Zy snikte, en riep nog eens, kunt gy my dus zien schreijen!

Hy poogt met zoete taal zyn waarde lief te vleiën,
En zegt, zyt toch getroost, 'k bid denk om geen gevaar,
Wy zullen in 't kort weer weezen by malkaar,
't Geluk zal hoop ik my op myne reis geleiên.

Ach! sprak ze, zonder u heb ik noch vreugd noch lust!
En als het dan moet zyn, nog eens voor 't laatst gekust,
Hoe klopt myn hart! het zal van droefheid overstroomen!

Daar op vaart Mikon met de schuit van Amsterdam
Op Haarlem, waar van daan hy's avonds wederkwam.
Dat was de grootste reis die hy hadt voorgenomen.


Overgenomen uit: Alleen liefde houdt stand, gedichten over huwelijk, liefde en trouw, Kampen: Kok 2003.




Ja

Leffring, Myrte, 12.03.1973

Koos je haar om
haar ogen om haar zacht

gezicht en waaierend haar
vond je haar lief vanwege

het blozen van haar oren bij
het horen van jouw stem die eerste keer

was het zo en wilde je dat ze blijven zou
en wilde je meer

koos je haar, verkoos je haar, overdacht je haar
was zij daar opeens

en wist je het meteen
dat zij het was

haar wollen vestje
om de schouders

als een troostrijke omhelzing
was het toen dat jij bedacht

dat zij het zijn moest, je
geliefde, je vrouw

die jou je dochter bracht
of koos zij jou?